vrijdag 23 maart 2012

Toepassingskaart 5: Afstemmen in taaksituaties

Voorbereidingsformulier

Naam:        Tamara van Delft
Datum:       10-04-12
Les:            Rekenen

Doelen van de onderwijsactiviteit:
-          Verkenning en oefening van de getallenrij boven de 100.
-          Oefenen van het aftrekken en optellen t/m 100.

Beginsituatie:
De leerlingen oefenen dit regelmatig. De blauwe leerlingen kunnen zelf met de sommen aan de slag. De rode leerlingen kunnen aan de slag na een instructie. De gele leerlingen hebben verlengde instructie nodig.

Opbouw onderwijsactiviteit:
Inleiding:
Ik leg som 1 en 4 uit.
10 minuten

Kern: Som 1 oefenen de leerlingen om en om in tweetallen. Som 4 doe ik samen met de leerlingen die hier behoefte aan hebben.
30 minuten

Slot: De leerlingen kijken zelf hun rekenen na.
5 minuten

Eigen leerdoelen:
-          Probeer goed te letten op de leerlingen of zij de sommen begrijpen.
-          Gebruik van een coöperatieve werkvorm in tweetallen (schouder/oog maatjes)

Benodigdheden:
Methode
Smartboard


Stappenschema: afstemming in taaksituaties

Beginsituatie:
Er zijn een aantal leerlingen die niet-taakgericht gedrag vertonen. Deze leerlingen zijn: Joris, Johanna en Baruch. Joris is een jongen die regelmatig opstaat van zijn stoel en vaak zit te dromen terwijl hij aan het werk is. Johanna werkt erg langzaam en kijkt veel om zich heen. Baruch werkt taakgericht tot zijn taak af is. Na de opdracht gaat hij praten met medeleerlingen.

Uitspraken:
De taak verleent zich voor een coöperatieve werkvorm. In tweetallen wordt som 1 geoefend. Ik loop rond om te zien of de leerlingen doen wat de bedoeling is. Bij som 4 geef ik instructie aan de leerlingen die hier behoefte aan hebben.
De doelen van deze les zijn:
-          Verkenning en oefening van de getallenrij boven de 100.
-          Oefenen van het aftrekken en optellen t/m 100.
Deze doelen behalen de leerlingen als zij de sommen gemaakt hebben. Het resultaat hiervan is dat de leerlingen de getallenrij visueel kunnen maken. En ook een klein stukje uit de getallenrij kunnen neerzetten. Ook oefenen zij met sommen tot 100.

De voorkennis van de leerlingen dekt deze doelen. Ook ga ik op de tijd letten tijdens deze les. Johanna werkt erg traag dus die moet ik tijdsgebonden doelen geven.

Joris ga ik door middel van een duimenkaart taakgericht aan het werk zetten. Als hij op zijn stoel blijft zitten en goed gewerkt heeft krijgt hij een krul op zijn dikke duimenkaart. Na drie krullen gaat hij een stapje omhoog op de ladder. Eenmaal bovenaan de ladder krijgt hij een verassing.

Johanna ga ik taakgericht laten werken door het tempo op te voeren. Zij krijgt een wekker/timer voor haar neus en dat is hoe lang zij over een som mag doen. De tijden die zij voor een som krijgt overleg ik samen met haar.

Als Baruch klaar is met zijn taak ga ik zorgen dat hij ook daarna taakgericht doorwerkt. Dit doe ik door vooraf afspraken te maken met hem over het klaarwerk. Wat doe jij als je klaar bent met werken? Hoe ga je dat doen?

Inschatting beoordelingscriteria:
De oplossingsweg is voor Joris en Baruch geen probleem. Johanna is echter een zwakke rekenaar en zal daarom op weg geholpen moeten worden met de oplossingsstrategieën.
Het doel van deze les is behaald als de uitkomsten van de opgaven goed zijn. Twee fouten mogen er gemaakt worden. Het resultaat is voldoende als de leerlingen hun werk afhebben, maximaal twee fouten behaald hebben en aan hun klaarwerk zijn toegekomen.

Instructie:
De instructie die ik geef aan de leerlingen is klassikaal en individueel bij eventuele vragen.

Afspraken:
Ik maak de volgende afspraken met de leerlingen:
-          Blijf op je plaats zitten
-          Bemoei je met je eigen werk
-          Het werk is af binnen de tijd
-          Wat voor klaarwerk ga je doen als je klaar bent met taak 36?
-          Kom je tijdens het nakijken fouten tegen bespreek je die met mij en ga je ze eventueel verbeteren.

Taakgericht:
De leerlingen hebben tijdens de rekenles taakgericht gewerkt. Ik heb de leerlingen individueel positieve feedback gegeven na de les.

Eindevaluatie:
Ik heb alle leerlingen positieve feedback gegeven na de rekenles omdat zij goed taakgericht te werk zijn gegaan. Ik heb als enige met Joris besproken hoe het precies is gegaan en of hij zich aan de afspraken heeft gehouden. Hij krijgt na deze bespreking een krul op zijn duimenkaart.

woensdag 21 maart 2012

Toepassingskaart 4: Oudergesprekken

Geplande gesprekken (10-minutengesprekjes)

Hoe had de mentor zich op de gesprekken voorbereidt?
Mijn mentor en haar duo collega hadden zich goed op de gesprekken voorbereidt. De leerling-dossiers lagen op volgorde en de Cito, Avi en DMT gegevens waren bij de hand. Bijna twee uur van te voren hadden mijn mentor en haar duo collega afgesproken om de avond even door te spreken en de leerlingen even te bespreken.

Hoe verliep de organisatie?
De organisatie was vrij strak. Mijn mentor vertelde de behaalde resultaten van de leerling aan de ouders en haar duo collega noteerde wat er besproken werd. Ook hield mijn mentor de tijd streng in de gaten door middel van een kookwekker. Als de kookwekker ging rondde mijn mentor het gesprek af en kon de volgende ouder binnen komen. Er was een ouder die aan het wachten was op zijn vrouw in de gang. Mijn mentor hield voet bij stuk wat betreft de organisatie en de kookwekker ging gewoon aan al waren ze nog niet in gesprek.

Wat deed de mentor goed?
De gesprekken zagen er heel gestructureerd uit.
1)      Bespreken van de resultaten van het kind
2)      Eventueel bespreken van de remedial teaching
3)      Het huiswerk en de oefening die thuis nodig is bespreken
4)      De ouder vragen of hij/zij nog vragen of mededelingen had

Ook vond ik het bewaken van de tijd erg goed gaan. Zo’n ouderavond is bijna gedoemd om uit te lopen maar meer dan een paar minuten zal dit niet geweest zijn.

Mijn mentor en haar duo collega speelden erg goed op elkaar in. Zij vullen elkaar echt aan en gaan op een prettige manier met elkaar om. De ouder kan zien dat er goede communicatie en afspraken zijn tussen deze twee leerkrachten. Ook zijn zij meelevend en noemen veel positieve punten bij de leerlingen. Je ziet de ouders stralen als hun kind complimenten krijgt. Ook zijn ze erg streng wat betreft huiswerk en het thuis oefenen van de tafels of de woordpakketten. De ouder wordt echt aangesproken op het feit dat oefenen noodzakelijk is en niet vaak genoeg gedaan kan worden. Oefenwerk voor thuis wordt dan ook direct op het oudergesprek meegegeven aan de ouder met een instructiebrief erbij.

De duo collega van mijn mentor is met deze groep meegegaan vanuit groep 3 naar groep 4. Zij maakt hele prettige vergelijkingen met het jaar ervoor en benoemt de ontwikkeling van het kind. Dit is voor de ouder erg prettig om te zien dat de leerkracht zo bewust betrokken is bij de ontwikkeling van hun kind.

Wat zou je zelf anders doen?
Ik zou niets anders doen, dit was het voorbeeld van een prettig en gestructureerd oudergesprek.

Welke vragen kwamen bij je op?
Hoe ervaart uw kind deze school/klas?
Heeft het kind het naar zijn zin in deze klas?

(Voor deze vragen is er helaas geen tijd in een 10-minuten gesprek)

Toevallige gesprekken

Wat heb je gezien/gehoord?
Ik heb gehoord hoe de duo-collega van mijn mentor een ouder aansprak op het taalgebruik van een leerling. De ouder begon direct te vertellen dat haar opa op sterven lag en dat dit haar zoon erg aangreep. Zij begreep wel dat dit gedrag niet goedgekeurd kon worden.

Ook heb een gesprek gehoord over een meisje uit mijn stagegroep die met een psycholoog gepraat heeft. De ouder vertelde mijn mentor hoe het was gegaan.

Wat viel je op?
Wat mij opviel bij deze gesprekken was dat mijn mentor en haar duo-collega erg geinteresseerd zijn in wat de ouder te vertellen heeft en dat zij het doel van een gesprek niet uit het oog verliezen. Ook houden zij de gesprekken kort en bondig en eindigen een gesprek positief.

Wat deed de leerkracht goed?
Wat de leerkracht goed deed was dat zij op een professionele manier vertelt aan de ouder wat er gebeurd is. Ook liet zij zich niet misleiden door het verborgen excuus van de ouder. Zij toonde begrip maar bleef bij haar standpunt dat het taalgebruik van de leerling in de klas ongepast is.

Mijn mentor luisterde begripvol naar wat de ouder te vertellen had en stelde vragen. Zo te zien vond de ouder het een prettig gesprek. Mijn mentor kwam erg geinteresseerd en vakkundig over.

Wat zou jij anders doen?
Ik zou niets anders doen.

dinsdag 20 maart 2012

Toepassingskaart 3: Inventarisatie groeps- en handelingsplannen

In mijn stagegroep wordt momenteel gewerkt met individuele handelingsplannen. Mijn mentor maakt echter geen gebruik van aparte groepsplannen. Zij gebruikt hiervoor hetzelfde format.

In de bovenbouw van De Vijverhof wordt wel gewerkt met individuele handelingsplannen en groepsplannen. De belangrijkste verschillen die ik opmerk tussen het individuele handelingsplan en het groepsplan zijn:
-         Het groepsplan is in vier niveaugroepen onderverdeeld
-         In het individuele handelingsplan wordt niet gevraagd in welke niveaugroep het kind zit
-         Het individuele plan vraagt om resultaten van een specifiek kind.
-         Het individuele plan vraagt op de aanpak tot nu toe terwijl het groepsplan meer kijkt naar wat er moet gaan gebeuren.

Individueel handelingsplan

naam:
periode:
geboortedatum:
ingangsdatum:
groep:  
evaluatiedatum:
leerkracht:
)
Vakgebied:

Probleemomschrijving:
.


Aanpak tot nu toe:
-In de klas
-buiten de klas
-extern


Beginsituatie:


meting van de beginsituatie:
test / toets
score:




doel:
.
tussendoel 1:

tussendoel 2:


inhoud
middelen / materialen
organisatie / frequentie
wie

-

.


bewaker handelingsplan;
functie:




meting van de eindsituatie:
test / toets:
score





opmerkingen:



handtekening
ouder(s) / verzorger(s)
handtekening
Interne Begeleider






Groepshandelingsplan


Groep 6,7  Leerkracht:
Periode van

Welke kinderen?
Didactische,
pedagogische en
organisatorische
maatregel
Wie
doet
wat?
Materiaal
Methode
Middelen
Inhoud
en
doelen
                                                         
     Evaluatie
Vervolgactie
noodzakelijk voor:








Groep geel







Groep rood







Groep blauw







Groep blauw+







Datum evaluatie: _______________________________

Opmerkingen:

dinsdag 6 maart 2012

Toepassingskaart 2: Interview met mentor

SFEER
1. Ben je tevreden over de sfeer in jouw groep?
Ja.
2. Waarop baseer je dit oordeel?
Op de omgang onderling in de groep. Hoe de leerlingen op elkaar reageren. Ik werk natuurlijk alleen op maandag en dinsdag en deze dagen ervaar ik als prettig. Ik hoor wel van mijn duo-collega dat zij wat vaker aanvaringen heeft tussen kinderen. Ik zie weinig conflicten.
3. Indien de groepssfeer als positief ervaren wordt, hoe houd je de sfeer in stand? Indien je de sfeer op het ogenblik niet als positief ziet, welke actie onderneem je om de sfeer te verbeteren?
Ruzies uitpraten, kanjer van de week (complimenten), wij kijken naar elkaars kwaliteiten.
4. Welke kinderen kunnen op den duur een negatieve invloed krijgen op de sfeer in de klas?
Buitensporige kinderen die zich niet aan de regels houden en negatief gedrag vertonen.

RELATIE MET DE KINDEREN
5. Met welke kinderen heb jij een goede relatie?
Alle kinderen. Er is geen enkel kind waarvaan ik zeg: ‘Ik kan hem niet bereiken’ of ‘Hij luistert niet naar me’.
6. Met welke kinderen laat die relatie te wensen over? Waarom?
Heb ik geen last van.

RELATIES ONDERLING
7. Welke kinderen gaan plezierig met elkaar om?
De meiden gaan goed met elkaar om.
8. Welke kinderen hebben voortdurend of vaak problemen met elkaar?
Er is onenigheid tussen de jongens uit deze klas. De meiden kunnen wel eens een klein conflictje hebben maar de jongens hebben soms echt heftige ruzie. Met schelden, slaan en schoppen.
9. Is er sprake van duidelijke groepsvorming in de groep? Zo ja, hoe is de relatie tussen die groepen?
Nee dat zie ik niet.
10. Welke kinderen zijn duidelijk eenlingen in de groep? Hoe proberen zij in de groep te komen?
Marenthe is meer het type van één vriendin. Maar zij voelt zich geen eenling. Er zijn geen kinderen die echt een eenling zijn. Niemand valt buiten de groep.

DE GROEP
11. Met welke omgangsregels heeft de groep geen moeite?
Over het algemeen zijn ze gezellig naar elkaar, kunnen ze goed in de rij staan, zijn ze stil als ze in de rij staan en ze gedragen zich netjes op het plein.
12. Met welke omgangsregels heeft de groep juist wel moeite?
De kinderen kunnen niet zo goed van elkaar afblijven.
13. Hoe is de groep als jij er niet bent?
Dan zijn er wel wat meer leerlingen die problemen veroorzaken. De leerlingen proberen uit bij mijn duo-collega en stagaires.
14. Hoe gaat de groep met elkaar om in de pauze?
Goed.
15. Hoeveel tijd besteed je ongeveer in één week aan sociaal-emotionele activiteiten?
Trefwoord doe ik drie keer per week 30 minuten. En als er een voorval is praat ik daar altijd over dus die tijd verschilt per week.
16. Zijn de activiteiten van tevoren gepland of ontstaan die spontaan naar aanleiding van gebeurtenissen of incidenten in de klas?
Trefwoord is gepland en de rest is na aanleiding van gebeurtenissen en incidenten.

ALGEMENE LEERPRESTATIES (zie bijv. resultaten van leerlingvolgsysteem)
17. Hoeveel kinderen zitten er in de klas? (bij combinatieklassen de verdeling erbij zetten)
30
18. Hoe is het algemene ontwikkelingsniveau in de groep?
Gemiddeld.
19. Hoeveel kinderen presteren beduidend boven dat niveau?
Zes kinderen presteren boven het niveau bij rekenen. Bij taal zijn er elf leerlingen die boven niveau presteren.
20. Hoeveel kinderen presteren beduidend onder dat niveau?
Vier kinderen presteren onder het niveau bij rekenen, deze kinderen scoren wel goed bij taal. Er is een jongetje uit het buitenland. Hij spreekt wel Nederlands maar heeft geen Nederlands leren lezen. Hij valt dus uit op taalniveau. Maar dit gaat al een stuk beter en ik verwacht dat dit volgend jaar opgelost is.
21. Hoe is daarbij de verhouding tussen de prestaties bij (begrijpend) lezen, spelling en rekenen? (alleen voor groep 3 en hoger)
Bij begrijpend lezen zijn er meer leerlingen die boven niveau presenteren dan bij rekenen. Ik denk dat de verschillen wat minder groot zijn bij begrijpend lezen dan bij rekenen.

ORGANISATIE
22. Zijn de kinderen in staat tot zelfstandig werken? Ben je daar tevreden over?
Ja. Het kan altijd wat stiller en rustiger maar het gaat prima. Het mag ook altijd wel iets langer geconcentreerd werken zijn maar het is wel al goed.
23. Ben jij in staat de zwakkere leerlingen tijdens het zelfstandig werken adequaat te begeleiden? Hoe is die hulp georganiseerd?
Ja als het een klein clubje is gaat dit prima. Als de rest aan het werk is is er een instructiemoment voor de zwakkere leerlingen. Tijdens de GIP-route loop ik soms wel eens tegen een probleem aan en geef ik ongeplande instructie.
24. Zijn er al kinderen in de groep met een eigen leerlijn? Hoe worden die begeleid? Is die begeleiding voldoende in jouw ogen?
Nee.
25. Hoe worden de leerlingen die erg snel zijn en erg goed presteren opgevangen? Zijn jij en de kinderen daar tevreden over?
Door ze in een groep te zetten met kinderen die ook goed presteren, ik toets ze vooruit en de leerlingen krijgen verrijkingsstof. De kinderen leren op deze manier goed van elkaar.

OVERZICHT SPECIFIEKE BEHOEFTEN
26. Welke leerlingen in de groep hebben specifieke behoeften? Op welke gebieden? (leerprestaties, gedrag / werkhouding)
Gedrag: Joris, Giandro
Rekenen: Linne
Spelling: Noortje, Gina
Taal: Gina

INDIVIDUELE LEERPRESTATIES
27. Op welk(e) leerstof gebied(en) hebben die kinderen behoefte aan een specifieke aanpak?
Voornamelijk bij rekenen en taal. Hierbij werken wij in niveaugroepen.
28. Is er bij sommige leerlingen een duidelijk verschil in klassenprestaties en de scores op de screeningsonderzoeken (bijv. leerlingvolgsysteem)? Heb jij daar een verklaring voor?
Soms hebben wij wel eens dat een kind bij rekenen lager scoort dan wat wij in de klas zien. Dit komt omdat de Cito-toetsen zo talig zijn. De leestempo toets valt ook wel eens tegen omdat ze niet goed beseffen dat het op tijd gaat. Het kind dwaalt ook wel eens af met zijn of haar gedachten. Maar op het moment dat ik lees met kinderen met een stopwatch ernaast gaat dit wel prima. Dus op AVI scoren ze altijd beter.
29. Zijn de zwakkere leerlingen nog gemakkelijk door jou te motiveren? (per kind nalopen)
Ja dit is geen probleem.
30. Hoe ervaren die leerlingen hun leerproblemen?
Zij vinden het niet leuk dat zij iets niet goed kunnen.
31. Heb je voldoende en adequate hulpmaterialen voor handen om deze kinderen goed te kunnen helpen?
Dat verwacht ik wel.

GEDRAG EN WERKHOUDING
32. Welke aanpak heb je voor leerlingen met gedrags/werkhoudingsprobemen?
Stickerkaarten, dikke duim, aai over het hoofd, tussendoor sommen of rijtjes te laten zien als het af is, werken met stroken zodat de leerlingen geen last hebben van de andere sommen.
33. Ben je tevreden over die aanpak?
Ja.

OUDERS
34. Hoe ervaren de ouders van leerlingen met specifieke behoeften de problemen van hun kind op school?
Zij vinden het niet leuk dat hun kind problemen heeft maar zij werken goed met hun kinderen. Dat kan ik echt merken in de klas.

LEERLINGEN MET SPECIFIEKE BEHOEFTEN
35. Wie van die kinderen ervaar je als erg zwaar?
Niemand
36. Kun je in het kort omschrijven wat het probleem is?
Niet aan de orde.
37. Is er voor die leerling(en) een adequaat handelingsplan voor in de klas aanwezig? Zo ja, hoe ziet dat handelingsplan eruit? Zo nee, waarom niet?
Het is in de klas aanwezig. Ik werk hiermee. Dit is ingedeeld per niveaugroep en de leerdoelen die de leerlingen nog niet beheersen staan hierin. Ook staat er een stukje over de eventuele problemen, gedragskenmerken en het niveau beschreven.
38. Komt jouw lesgeven of lesplezier door die leerling(en) onder druk te staan?
Nee absoluut niet. Ik vind lesgeven ontzettend leuk en heb geen problemen met leerlingen.
39. Ervaar je het aantal leerlingen met specifieke behoeften in de klas als te zwaar om adequaat les te geven?
Ja dat heb ik wel. Het lukt omdat ik hulp heb van een stagair. Maar als ik alleen voor de groep staat dan is het moeilijk om wat vaker die instructie te geven die de leerlingen nodig hebben.
40. Vind je wel dat die kinderen op jouw school of in jouw klas thuis horen?
Nee deze klas hoort hier thuis.

DE INTERN BEGELEIDER (IB-er)
41. Welke taak / rol heeft de IB-er hier op school?
Op school is één leerkracht gedurende 17 uur per week belast met de interne begeleiding.
Het takenpakket omvat:
• de zorg voor het leerlingvolgsysteem;
• het voorzitten van de schoolzorg commissie leerlingenzorg, waarin naast de intern begeleider ook de directeur, de remedial teacher, een orthopedagoog van de schoolbegeleidingsdienst, de preventief ambulant begeleider van het samenwerkingsverband en de schoolmaatschappelijk werkster zitting hebben. De commissie bespreekt twee á drie keer per jaar de zorgleerlingen van de school;
• het bespreken van groeps- en individuele resultaten van de kinderen met de leerkrachten;
• het in samenspraak met de remedial teacher en/of leerkrachten opzetten van hulpprogramma ‘s;
• het leggen van contacten met hulpverlenende instanties buiten de school;
• het in samenspraak met de leerkrachten overleg voeren met de ouders, als er sprake is van toenemende zorg over het kind.
42. Voel je je als groepsleerkracht voldoende ondersteund?
Nee, ik zou wel wat meer hulp willen hebben voor de kinderen. Om adequate zorg te geven heb ik echt wat meer hulp nodig. In de vorige groepen hadden de leerlingen dagelijks klassenassistentie en dat is in groep 4 ineens helemaal afgelopen.