SFEER
1. Ben je tevreden over de sfeer in jouw groep?
Ja.
2. Waarop baseer je dit oordeel?
Op de omgang onderling in de groep. Hoe de leerlingen op elkaar reageren. Ik werk natuurlijk alleen op maandag en dinsdag en deze dagen ervaar ik als prettig. Ik hoor wel van mijn duo-collega dat zij wat vaker aanvaringen heeft tussen kinderen. Ik zie weinig conflicten.
3. Indien de groepssfeer als positief ervaren wordt, hoe houd je de sfeer in stand? Indien je de sfeer op het ogenblik niet als positief ziet, welke actie onderneem je om de sfeer te verbeteren?
Ruzies uitpraten, kanjer van de week (complimenten), wij kijken naar elkaars kwaliteiten.
4. Welke kinderen kunnen op den duur een negatieve invloed krijgen op de sfeer in de klas?
Buitensporige kinderen die zich niet aan de regels houden en negatief gedrag vertonen.
RELATIE MET DE KINDEREN
5. Met welke kinderen heb jij een goede relatie?
Alle kinderen. Er is geen enkel kind waarvaan ik zeg: ‘Ik kan hem niet bereiken’ of ‘Hij luistert niet naar me’.
6. Met welke kinderen laat die relatie te wensen over? Waarom?
Heb ik geen last van.
RELATIES ONDERLING
7. Welke kinderen gaan plezierig met elkaar om?
De meiden gaan goed met elkaar om.
8. Welke kinderen hebben voortdurend of vaak problemen met elkaar?
Er is onenigheid tussen de jongens uit deze klas. De meiden kunnen wel eens een klein conflictje hebben maar de jongens hebben soms echt heftige ruzie. Met schelden, slaan en schoppen.
9. Is er sprake van duidelijke groepsvorming in de groep? Zo ja, hoe is de relatie tussen die groepen?
Nee dat zie ik niet.
10. Welke kinderen zijn duidelijk eenlingen in de groep? Hoe proberen zij in de groep te komen?
Marenthe is meer het type van één vriendin. Maar zij voelt zich geen eenling. Er zijn geen kinderen die echt een eenling zijn. Niemand valt buiten de groep.
DE GROEP
11. Met welke omgangsregels heeft de groep geen moeite?
Over het algemeen zijn ze gezellig naar elkaar, kunnen ze goed in de rij staan, zijn ze stil als ze in de rij staan en ze gedragen zich netjes op het plein.
12. Met welke omgangsregels heeft de groep juist wel moeite?
De kinderen kunnen niet zo goed van elkaar afblijven.
13. Hoe is de groep als jij er niet bent?
Dan zijn er wel wat meer leerlingen die problemen veroorzaken. De leerlingen proberen uit bij mijn duo-collega en stagaires.
14. Hoe gaat de groep met elkaar om in de pauze?
Goed.
15. Hoeveel tijd besteed je ongeveer in één week aan sociaal-emotionele activiteiten?
Trefwoord doe ik drie keer per week 30 minuten. En als er een voorval is praat ik daar altijd over dus die tijd verschilt per week.
16. Zijn de activiteiten van tevoren gepland of ontstaan die spontaan naar aanleiding van gebeurtenissen of incidenten in de klas?
Trefwoord is gepland en de rest is na aanleiding van gebeurtenissen en incidenten.
ALGEMENE LEERPRESTATIES (zie bijv. resultaten van leerlingvolgsysteem)
17. Hoeveel kinderen zitten er in de klas? (bij combinatieklassen de verdeling erbij zetten)
30
18. Hoe is het algemene ontwikkelingsniveau in de groep?
Gemiddeld.
19. Hoeveel kinderen presteren beduidend boven dat niveau?
Zes kinderen presteren boven het niveau bij rekenen. Bij taal zijn er elf leerlingen die boven niveau presteren.
20. Hoeveel kinderen presteren beduidend onder dat niveau?
Vier kinderen presteren onder het niveau bij rekenen, deze kinderen scoren wel goed bij taal. Er is een jongetje uit het buitenland. Hij spreekt wel Nederlands maar heeft geen Nederlands leren lezen. Hij valt dus uit op taalniveau. Maar dit gaat al een stuk beter en ik verwacht dat dit volgend jaar opgelost is.
21. Hoe is daarbij de verhouding tussen de prestaties bij (begrijpend) lezen, spelling en rekenen? (alleen voor groep 3 en hoger)
Bij begrijpend lezen zijn er meer leerlingen die boven niveau presenteren dan bij rekenen. Ik denk dat de verschillen wat minder groot zijn bij begrijpend lezen dan bij rekenen.
ORGANISATIE
22. Zijn de kinderen in staat tot zelfstandig werken? Ben je daar tevreden over?
Ja. Het kan altijd wat stiller en rustiger maar het gaat prima. Het mag ook altijd wel iets langer geconcentreerd werken zijn maar het is wel al goed.
23. Ben jij in staat de zwakkere leerlingen tijdens het zelfstandig werken adequaat te begeleiden? Hoe is die hulp georganiseerd?
Ja als het een klein clubje is gaat dit prima. Als de rest aan het werk is is er een instructiemoment voor de zwakkere leerlingen. Tijdens de GIP-route loop ik soms wel eens tegen een probleem aan en geef ik ongeplande instructie.
24. Zijn er al kinderen in de groep met een eigen leerlijn? Hoe worden die begeleid? Is die begeleiding voldoende in jouw ogen?
Nee.
25. Hoe worden de leerlingen die erg snel zijn en erg goed presteren opgevangen? Zijn jij en de kinderen daar tevreden over?
Door ze in een groep te zetten met kinderen die ook goed presteren, ik toets ze vooruit en de leerlingen krijgen verrijkingsstof. De kinderen leren op deze manier goed van elkaar.
OVERZICHT SPECIFIEKE BEHOEFTEN
26. Welke leerlingen in de groep hebben specifieke behoeften? Op welke gebieden? (leerprestaties, gedrag / werkhouding)
Gedrag: Joris, Giandro
Rekenen: Linne
Spelling: Noortje, Gina
Taal: Gina
INDIVIDUELE LEERPRESTATIES
27. Op welk(e) leerstof gebied(en) hebben die kinderen behoefte aan een specifieke aanpak?
Voornamelijk bij rekenen en taal. Hierbij werken wij in niveaugroepen.
28. Is er bij sommige leerlingen een duidelijk verschil in klassenprestaties en de scores op de screeningsonderzoeken (bijv. leerlingvolgsysteem)? Heb jij daar een verklaring voor?
Soms hebben wij wel eens dat een kind bij rekenen lager scoort dan wat wij in de klas zien. Dit komt omdat de Cito-toetsen zo talig zijn. De leestempo toets valt ook wel eens tegen omdat ze niet goed beseffen dat het op tijd gaat. Het kind dwaalt ook wel eens af met zijn of haar gedachten. Maar op het moment dat ik lees met kinderen met een stopwatch ernaast gaat dit wel prima. Dus op AVI scoren ze altijd beter.
29. Zijn de zwakkere leerlingen nog gemakkelijk door jou te motiveren? (per kind nalopen)
Ja dit is geen probleem.
30. Hoe ervaren die leerlingen hun leerproblemen?
Zij vinden het niet leuk dat zij iets niet goed kunnen.
31. Heb je voldoende en adequate hulpmaterialen voor handen om deze kinderen goed te kunnen helpen?
Dat verwacht ik wel.
GEDRAG EN WERKHOUDING
32. Welke aanpak heb je voor leerlingen met gedrags/werkhoudingsprobemen?
Stickerkaarten, dikke duim, aai over het hoofd, tussendoor sommen of rijtjes te laten zien als het af is, werken met stroken zodat de leerlingen geen last hebben van de andere sommen.
33. Ben je tevreden over die aanpak?
Ja.
OUDERS
34. Hoe ervaren de ouders van leerlingen met specifieke behoeften de problemen van hun kind op school?
Zij vinden het niet leuk dat hun kind problemen heeft maar zij werken goed met hun kinderen. Dat kan ik echt merken in de klas.
LEERLINGEN MET SPECIFIEKE BEHOEFTEN
35. Wie van die kinderen ervaar je als erg zwaar?
Niemand
36. Kun je in het kort omschrijven wat het probleem is?
Niet aan de orde.
37. Is er voor die leerling(en) een adequaat handelingsplan voor in de klas aanwezig? Zo ja, hoe ziet dat handelingsplan eruit? Zo nee, waarom niet?
Het is in de klas aanwezig. Ik werk hiermee. Dit is ingedeeld per niveaugroep en de leerdoelen die de leerlingen nog niet beheersen staan hierin. Ook staat er een stukje over de eventuele problemen, gedragskenmerken en het niveau beschreven.
38. Komt jouw lesgeven of lesplezier door die leerling(en) onder druk te staan?
Nee absoluut niet. Ik vind lesgeven ontzettend leuk en heb geen problemen met leerlingen.
39. Ervaar je het aantal leerlingen met specifieke behoeften in de klas als te zwaar om adequaat les te geven?
Ja dat heb ik wel. Het lukt omdat ik hulp heb van een stagair. Maar als ik alleen voor de groep staat dan is het moeilijk om wat vaker die instructie te geven die de leerlingen nodig hebben.
40. Vind je wel dat die kinderen op jouw school of in jouw klas thuis horen?
Nee deze klas hoort hier thuis.
DE INTERN BEGELEIDER (IB-er)
41. Welke taak / rol heeft de IB-er hier op school?
Op school is één leerkracht gedurende 17 uur per week belast met de interne begeleiding.
Het takenpakket omvat:
• de zorg voor het leerlingvolgsysteem;
• het voorzitten van de schoolzorg commissie leerlingenzorg, waarin naast de intern begeleider ook de directeur, de remedial teacher, een orthopedagoog van de schoolbegeleidingsdienst, de preventief ambulant begeleider van het samenwerkingsverband en de schoolmaatschappelijk werkster zitting hebben. De commissie bespreekt twee á drie keer per jaar de zorgleerlingen van de school;
• het bespreken van groeps- en individuele resultaten van de kinderen met de leerkrachten;
• het in samenspraak met de remedial teacher en/of leerkrachten opzetten van hulpprogramma ‘s;
• het leggen van contacten met hulpverlenende instanties buiten de school;
• het in samenspraak met de leerkrachten overleg voeren met de ouders, als er sprake is van toenemende zorg over het kind.
42. Voel je je als groepsleerkracht voldoende ondersteund?
Nee, ik zou wel wat meer hulp willen hebben voor de kinderen. Om adequate zorg te geven heb ik echt wat meer hulp nodig. In de vorige groepen hadden de leerlingen dagelijks klassenassistentie en dat is in groep 4 ineens helemaal afgelopen.