dinsdag 24 april 2012

Toepassingskaart 8: Taal (dyslexie)

Wat is dyslexie?
Dyslexie, ook wel woordblindheid genoemd, betekent letterlijk dat iemand moeite heeft met taal.
Bij dyslexie gaat lezen, spellen en ook zelf schrijven, gezien de leeftijd en het onderwijsniveau, veel te moeizaam, terwijl iemand wel een gemiddelde intelligentie heeft. Er is alleen sprake van dyslexie als er geen andere oorzaken zijn die de leesproblemen kunnen verklaren.
De term dyslexie komt uit het Grieks en Latijn, want dys = niet goed functioneren, lexis = taal of woorden.

Wat zijn de oorzaken van dyslexie?
Er zijn meerdere theorieën in omloop over de oorzaak van dyslexie. Drie veel voorkomende theorieën zijn:
  1. Er gaat iets mis in de aanleg van de hersenen waardoor de linker hersenhelft langzamer ontwikkelt dan de rechter helft.
  2. Een deel van de informatieverwerking in de hersenen verloopt niet snel genoeg.
  3. Verlaagde activiteit in de hersengebieden voor woordherkenning en woordanalyse.
Naast deze drie theorieën is de wetenschap het er in ieder geval over eens dat dyslexie in grote mate erfelijk bepaald is. Kinderen van ouders met dyslexie hebben een grotere kans om zelf dyslexie te krijgen, dan kinderen waarbij geen dyslexie in de familie voorkomt.

Goed versus dyslexie

Waaraan kun je dyslexie herkennen?  
Als het leren lezen vanaf het begin heel traag verloopt, uw kind lang spellend leest of veel raadt en opvallend veel moeite heeft met het lezen van niet bekende woorden.
Dyslexie is meestal een combinatie van lees- en spellingproblemen, maar deze kunnen ook onafhankelijk van elkaar voorkomen. 

Wanneer kan dyslexie voor het eerst worden vastgesteld?  
Dyslexie kan worden vastgesteld als er eerst een periode geweest is van systematisch en intensief oefenen, zoals beschreven staat in het protocol leesproblemen en dyslexie dat elke school heeft ontvangen.
Eind groep 3 kan er voor het eerst een vermoeden van dyslexie uitgesproken worden.
Kinderen uit groep 4 kunnen in aanmerking komen voor vergoeding van de kosten van diagnose en behandeling, mits er planmatig hulp is verleend door de school. 

Heeft een dyslexieverklaring zin in het basisonderwijs?  
Een dyslexieverklaring is zeker zinvol. Een dyslexieverklaring wordt opgesteld door een deskundige die gekwalificeerd is om een diagnose dyslexie te stellen. In de dyslexieverklaring staat dat er bij het kind de diagnose dyslexie is gesteld.
Een dyslexieverklaring geeft meestal duidelijkheid en emotionele rust bij kind en ouders. Met deze verklaring in de hand kan een school de leerling voorzieningen en hulpmiddelen toestaan. Een dyslexieverklaring blijft altijd geldig en verjaart niet.
Daarnaast geeft de deskundige in een begeleidend advies aanwijzingen voor het inzetten van hulpmiddelen en voorzieningen. Deze kunnen voor elke leerling met dyslexie anders zijn. Het begeleidend advies is afhankelijk van de leersituatie van een leerling en moet daarom regelmatig bijgesteld worden.

Heeft het zin om het lettertype 'dyslexie' te gebruiken voor toetsen?  
Uit onderzoek blijkt niet dat het lettertype 'dyslexie' voor alle leerlingen met dyslexie een effectieve oplossing is. Uit onderzoek op woordniveau van een student naar dit lettertype bleek dat sommige mensen met dyslexie er baat bij hebben en andere niet. Sommige fouten werden minder gemaakt, maar andere weer meer. Ze gingen ook niet sneller lezen. Het loont wel de moeite om individueel te bekijken of een kind er iets aan heeft. Cito onderzoekt de mogelijkheid om het lettertype te gebruiken voor toetsen.

De opdracht
Deze opdracht heb ik in samenwerking met Daan Dangerman, Kiki Schaap, Nikki Valentin en Sanne van Werkhoven gemaakt.

Verdeling:
Daan Dangerman, Tamara van Delft en Kiki Schaap: Groep 5/6 + lerarenhandleiding
Nikki Valentin en Sanne van Werkhoven: Groep 7/8

Omdat ik op blogger geen word-documenten kan plaatsen moet ik helaas de opdracht er zo opzetten. Dit kan ervoor zorgen dat het onoverzichtelijk wordt. Voor een beter overzicht kan gekeken worden op de blog van Kiki Schaap. www.wix.com/kikischaap/diversiteit

Achtergrondinformatie docent
Uit: Protocol Leesproblemen en Dyslexie voor groep 5-8
Als leerkracht zijn er verschillende punten waar je op moet letten als een leerling dyslectisch is. Bij een boekbespreking of spreekbeurt let je als leerkracht op de volgende punten:
·        Pas op voor goedbedoelde opmerkingen die de leerling het ongemakkelijke gevoel kunnen geven een uitzondering te zijn in de klas.
·        Hou er rekening mee dat sommige dyslectische leerlingen zich stil en teruggetrokken opstellen in de groep, zodat ze snel vergeten worden.
·        Geef oprechte complimenten. Aanmoediging en complimenten zijn belangrijk voor de leermotivatie, maar ze verliezen hun geloofwaardigheid wanneer een leerling in de gaten heeft dat ze niet gemeend zijn. Het meest effectief zijn de complimenten die direct gerelateerd zijn aan de taak of activiteit die de leerling heeft uitgevoerd.
·        Laat de opdrachten goed aansluiten bij de zone van naaste ontwikkeling van de leerling. De leerling zal zich uitgedaagd voelen en heeft het gevoel dat hij dit kan. Dit wakkert zijn of haar enthousiasme aan.
·        Als een dyslectische leerling een stukje uit zijn boek voorleest of iets wil lezen van het spiekbriefje kan het langer duren dan bij de reguliere leerling. Veel dyslectici ontwikkelen op den duur een negatief zelfbeeld en gedragsproblemen, als gevolg van frustraties op school, onbegrip van de leerkracht en uitputting als gevolg van het feit dat de leerling wel steeds zijn best doet, zonder het gewenste resultaat te bereiken. Frustratie leidt uiteindelijk tot antisociaal gedrag. Als leerkracht stel je je geduldig en begripvol op.
·        De verwachting van de leerkracht speelt een belangrijke rol in de zelfacceptatie en het zelfbeeld van de dyslectische leerling. De leerling krijgt vaak positieve feedback op alles wat ze inbrengen, terwijl feedback van de leerkracht beter aansluit op de potenties van de leerling. Zoek een goede balans tussen het geven van positieve feedback en opbouwende feedback.
·        Na een spreekbeurt of boekbespreking is er vaak tijd voor vragen van medeleerlingen. Dyslectici hebben vaak meer bedenktijd nodig voor het beantwoorden van een vraag. Hou hier als leerkracht rekening mee.
·        Dyslectische leerlingen zijn gevoelig voor storing en rommeligheid. Zorg er als leerkracht voor dat op het moment dat de leerling voor de klas staat om zijn boekbespreking of spreekbeurt te houden de andere leerlingen hun tafels leeg hebben en stil zijn. Dit helpt de leerlingen om geconcentreerd zijn of haar verhaal te kunnen vertellen.
·        Een dyslectische leerling kan er profijt van hebben een PowerPoint te gebruiken bij zijn of haar presentatie. Dit ter visuele ondersteuning.
·        Mocht een leerling veel moeite hebben met het lezen voor de klas, kan u eventueel de mogelijkheid aanbieden om de leerling het thuis te laten lezen en te filmen. Dan kan u het laten zien op het smartboard of digibord in de klas.





















Groep 5 / 6



Stappenplan voor het maken van een boekbespreking.
Tip: Begin op tijd!Kies een boek uit
Lees het boek
Maak je boekbespreking
Kies een stuk om voor te lezen
Maak een spiekbriefje
Leer je boekbespreking
Houd de boekbespreking
Stap 1      Kies een boek uit.
Kies een boek uit wat je leuk vindt om te lezen. Veel boeken kan je ook op CD kopen. Dan leest iemand het boek voor en kun je meelezen.

Stap 2      Lees het boek.
Herhaal in je hoofd wat je gelezen hebt. Begrijp je wat er staat? Lees geen lange stukken achter elkaar en neem regelmatig even pauze.

Stap 3        Maak je boekbespreking.
Deze dingen willen we van je weten:
·        De titel van het boek
·        De schrijver / schrijfster van het boek
·        Wat weet je van de schrijver? (zoek dit op internet)
·        Hoe heten de hoofdpersonen?
·        Vertel kort waar het boek over gaat, een korte samenvatting
·        Wat vind je van het boek? Waarom?
Lees alles rustig door. Ook hier geldt: neem af en toe even pauze.
Stap 4        Kies een stuk om voor te lezen.
Kies een mooi, spannend of grappig stuk uit het boek om voor te lezen. Oefen dit stuk thuis vaak. Vind je het spannend om voor te lezen? Lees het thuis voor en neem het op! Dan kan je het overdoen als het misgaat. Dan laat je de opname in de klas zien.

Stap 5        Maak een spiekbriefje.
Maak je spiekbriefje op de computer. Schrijf alleen de belangrijke woorden op het blaadje, geen hele zinnen. Als je deze woorden ziet kan je de zin er zelf bij verzinnen.

Stap 6        Leer je boekbespreking.
Oefen elk stukje van je boekbespreking thuis goed. Als hij goed in je hoofd zit hoef je het spiekbriefje ook niet te gebruiken!

Stap 7        Houd de boekbespreking.
·        Denk aan de datum
·        Leg alles van te voren klaar
·        Praat rustig en duidelijk
·        Probeer de klas in te kijken
·        Geef geen spullen door tijdens de boekbespreking maar doe dit als het klaar is. Anders wordt het erg onrustig.






Hoe ziet je boekbespreking eruit:
Stap 1       Je vertelt de titel van het boek en vertelt wie het boek heeft
                  geschreven (auteur).
Stap 2        Je vertelt waarom je dit boek hebt uitgekozen.
Stap 3        Je vertelt in het kort waar het boek over gaat.
Stap 4        Je vertelt wie de hoofdpersonen zijn.
Stap 5        Je vertelt welk stukje je gaat voorlezen.
Stap 6        Je leest het stukje voor.
Stap 7        Je vertelt wat je van het boek vond.
Stap 8        Je vraagt of er nog vragen zijn.
Tips voor het presenteren van je boekbespreking
·        Maak een PowerPoint met een afbeelding van de schrijver en wat steekwoorden. Dit zijn een aantal belangrijke woorden.
·        Bijna iedereen die een boekbespreking moet houden is zenuwachtig. Dat is heel normaal. Volwassenen hebben daar ook last van. Toch moet je doorzetten. Hoe vaker je een boekbespreking houdt, hoe minder last je van zenuwen krijgt.
·        Praat rustig, niet te snel en niet te zacht.
·        Probeer zoveel mogelijk de klas in te kijken
·        Oefenen is erg belangrijk! Hoe meer je oefent, hoe beter het zal gaan.
·        Kies een leuk, grappig, spannend of zielig stukje om voor te lezen. Zorg ervoor dat het leuk is om naar te luisteren. Het is extra leuk als je verschillende spelletjes gebruikt.























Groep 7 / 8



Stappenplan voor het maken van een boekbespreking.
Stap 1: Bedenk welk boek je gaat nemen.
-        Je mag zelf weten wat voor boek je kiest. Het moet alleen wel een leesboek zijn en het boek
-        Het boek moet passen bij je (AVI) niveau.
-        Je kunt een boek uitkiezen waar ook een ingesproken band bij zit, zodat je het boek kunt lezen en de band laat meedraaien. Hierdoor gaat het lezen van de tekst beter en begrijp je de tekst beter.
-        Lees de tekst hardop.
-        Schrijf voor jezelf op wat je wilt gaan vertellen en markeer steekwoorden. Maak deze op de computer en laat de spelling nakijken door iemand.
-        Kom je moeilijke stukken tegen, vraag of iemand dat stukje je even wilt voorlezen.

Stap 2: Algemene informatie over je boek.
Tijdens je boekbespreking vertel je:
-        De titel van je boek
-        De schrijver ( auteur )
-        De tekenaar ( illustrator )
-        Waarom je het boek gekozen hebt


Stap 3: Informatie over de schrijver.
Zoek informatie over de schrijver op. Je kunt iets over zijn leven vertellen, welke andere boeken hij heeft geschreven.

Hoe vind je deze informatie?
-        Zoek informatie in de bibliotheek
-        Zoek informatie op het internet
Stap 4: De inhoud van het boek.
-        Vertel wie de hoofdpersonen zijn in het boek.
- Vertel waar het boek over gaat. Denk hierbij aan wat er allemaal gebeurt en waar. Vertel niet hoe het afloopt!

Stap 5: Het fragment.
Lees 1 of 2 bladzijdes uit je boek voor. Probeer een stuk te kiezen wat je klasgenoten kunnen begrijpen. Oefen het voorlezen thuis ook goed.

Stap 6: Vragen.
Bedenk 3 vragen over je boek. Deze vragen stel je aan het einde van je boekbespreking aan de klas. Ze moeten de antwoorden wel gehoord hebben tijdens je boekbespreking.

Stap 7: Oefenen.
Vraag bijvoorbeeld aan je vader, moeder, broer of zus of zij naar jouw boekbespreking willen luisteren. Oefen een paar keer. Probeer je boekbespreking zoveel mogelijk uit je hoofd te vertellen.
-        Tijdsduur: 15 minuten.





Hoe ziet je boekbespreking eruit:
Stap 1: Maak een PowerPoint voor je boekbespreking.

Stap 2: Markeer de belangrijkste woorden in je boekbespreking. Je kunt de steekwoorden op de dia’s plaatjes.

Stap 3: Indeling van de dia’s:
Voorkant:
Daarop staat de titel van het onderwerp, je naam, de klas en de datum. Vul het aan met een mooi plaatje.
Inhoudsopgave:
Op deze dia staat wat je gaat vertellen:
-        Algemene informatie over het boek
-        Informatie over de schrijver
-        Samenvatting van het boek
-        Het fragment
-        De drie vragen die je gaat stellen

Algemene informatie over het boek:
-        De titel van je boek
-        De schrijver ( auteur )
-        De tekenaar ( illustrator )
-        Waarom je het boek gekozen hebt



Informatie over de schrijver.
Zet op de PowerPoint steekwoorden neer wat je wilt vertellen over de schrijver.

De inhoud van het boek.
Vertel wie de hoofdpersonen zijn in het boek en waar het boek over gaat. Probeer niet het verhaal op de PowerPoint te zetten, maar steekwoorden die je kunnen helpen.

Het fragment.
Lees 1 of 2 bladzijdes uit je boek voor. Probeer af en toe de klas in te kijken en probeer ook rustig voor te lezen en speel met je stem.

Vragen.
Zet de drie vragen op de PowerPoint en laat de leerlingen er antwoord op geven.

Stap 4: Plaatjes toevoegen.
Zet er plaatjes bij van het boek om de leerlingen extra te interesseren.






Tips voor het presenteren van je boekbespreking
Een aantal tips:
-        Tijdens het vertellen spreek je duidelijk en kijk je de klasgenoten aan.
-        Sta rechtop.
-        Probeer tijdens het voorlezen af en toe de klas in te kijken.
-        Begin op tijd aan je boekbespreking en vraag tijdig om hulp.
-        Praat rustig en maak gebruik van je steekwoorden.











Schrijf allemaal woorden hieromheen die met je onderwerp te maken hebben.







Stap 3      Bedenk wat je wilt vertellen.
Verzin vragen over jouw onderwerp. Schrijf de vragen op.

Stap 4      Maak hoofdstukken
·        Bekijk je woordspin en je vragen.
·        Geef woorden en vragen die bij elkaar horen dezelfde kleur. Nu heb je de verschillende hoofdstukken.
·        Bedenk titels voor jouw hoofdstukken.
·        Zet jouw hoofdstukken in de goede volgorde.

Stap 5      Zoek informatie
Hoe kom je aan goede informatie?
·        je kunt met mensen gaan praten die er meer vanaf weten.
·        leen een mini-informatie boekje van de juf
·        zoek in de bibliotheek;
·        zoek op het internet.

Goede sites zijn bijvoorbeeld:

                tips bij het lezen van de informatie
·        Blader het boek even door.
·        Bekijk de plaatjes
·        Lees de tekst die voor jou belangrijk is. Herhaal de tekst hardop in je hoofd. Begrijp je wat staat?
·        Staat er een lastig woord in de tekst? Zoek het woord op in het woordenboek.
·        Kom je er niet uit? Vraag om hulp van bijv. je ouders of broer of zus

Stap 6      Schrijf de informatie op
Maak een spiekbrief met belangrijke woorden uit jouw verhaal
Tip: maak je spiekbriefje op de computer. Gebruik kernwoorden. Dit zijn belangrijke woorden. Schrijf geen hele zinnen op je spiekbriefje.

Stap 7      Verzamel materialen
Zoek materialen die je wil laten zien.
Zoek plaatjes en foto’s die je verhaal duidelijker maken, je mag ook het digibord gebruiken

Stap 8      Oefen hardop
·        Oefen eerst een keer hardop voor jezelf. Ga dan voor de spiegel staan en oefen nog een keer hardop.
·        Vraag daarna je vader, moeder, broer, zus of vriend om naar jouw spreekbeurt te luisteren.
Tip: Oefen ook een keer met een klok. Dan weet je hoelang je
spreekbeurt duurt. Probeer wel 10 minuten lang te vertellen …

Stap 9      Houd de spreekbeurt
                Leg je spullen klaar en houd de spreekbeurt
Tip: neem rustig de tijd om dingen te laten zien.
Lees niet te veel op en kijk de klas rond.

Stap 10     Aan het eind van de spreekbeurt mogen de kinderen vragen aan je stellen



Hoe ziet je spreekbeurt eruit
Stap 1        Inleiding: je vertelt je onderwerp. Waarom heb je voor dit onderwerp gekozen?

Stap 2        Je vertelt welke hoofdstukken je hebt.

Stap 3        Je vertelt de informatie uit je hoofdstukken. Heb je een plaatje? Vertel waarom dit plaatje in je PowerPoint staat.

Stap 4        Als je spullen hebt meegenomen, laat je deze door de klas gaan. Ook kan je nu je quiz doen.

Stap 5        Einde: hebben de kinderen nog vragen?

Tips voor het presenteren van je spreekbeurt
·        Maak een PowerPoint met leuke plaatjes of een kort filmpje.
·        Doe een quiz. De meeste kinderen vinden dit erg leuk.
·        Laat de spullen die je meeneemt pas aan het einde van je spreekbeurt de klas rondgaan. Zo kunnen de kinderen goed naar jou luisteren.
·        Bijna iedereen die een spreekbeurt moet houden is zenuwachtig. Dat is heel normaal. Volwassenen hebben daar ook last van. Toch moet je doorzetten. Hoe vaker je een spreekbeurt houdt, hoe minder last je van zenuwen krijgt.
·        Praat rustig, niet te snel en niet te zacht.
·        Probeer zoveel mogelijk de klas in te kijken
·        Oefenen is erg belangrijk! Hoe meer je oefent, hoe beter het zal gaan.